Jaarklassen met een meegroeiende titularis

In de lagere school zitten de kinderen in homogene leeftijdsgroepen. De leerkracht begeleidt de kinderen vanaf de eerste klas tot de zesde klas. Zo heeft hij een goed zicht op de evolutie van elk kind. De meeste vakken worden door de titularis zelf gegeven. Voor specifieke vakken, zoals Frans, sport, euritmie of handwerk zijn er vakleerkrachten.

Differentiatie

Doordat de klastitularis tijdens de hele schoolloopbaan eenzelfde klasgroep begeleidt, is er veel ruimte voor een individuele aanpak die aangepast is aan de ontwikkeling van elk kind. Er is met andere woorden ruimte voor differentiatie: zo kunnen sommige kinderen al lezen in de eerste klas, anderen beheersen dit pas aan het einde van de tweede klas. Door die individuele aanpak komt het dan ook niet vaak voor dat een leerling een klas overdoet.

Dat wil niet zeggen dat ons onderwijs vrijblijvend is. Net zoals andere scholen van het reguliere net, volgen de Steinerscholen de eindtermen die opgelegd zijn door de Vlaamse overheid.

Leerstof als ontwikkelingsstof

Onze aanpak is erop gericht om kinderen op te voeden, opdat ze zich ontwikkelen tot jongvolwassenen die vrij kunnen denken en eigen keuzes kunnen maken. Dat wil zeggen dat we hun innerlijk vermogen willen sterken om initiatief te nemen en zelf na te denken. We trachten daarbij hun wilskracht en doorzettingsvermogen aan te scherpen. Het betekent niet dat ze doen waar ze zin in hebben, of dat we hen dat leren. De leerkracht begeleidt de kinderen als “liefdevolle autoriteit”.

We zien de leerstof ook niet als een koffer vol kennis die moet worden doorgegeven. Leerstof is ontwikkelingsstof die aangepast is aan de betrokken leeftijdsfase van de leerlingen die wordt op een kunstzinnige manier aangeboden en verwerkt. We willen daarmee alle aspecten van de persoonlijkheid aanspreken: het denken, het voelen en het handelen. Een van de slagzinnen van onze pedagogie is niet voor niets “Onderwijs voor hoofd, hart en handen”.

Hoofdonderwijs in perioden

De vakken van het hoofdonderwijs, dat zijn de vakken die vooral de verstandelijke vermogens aanspreken, zoals rekenen, taal, heemkunde… worden in periodes gebundeld. Gedurende een drietal weken verdiept de klas zich tijdens de eerste uren van de dag intens in eenzelfde vak: Nederlands, wiskunde, geschiedenis, aardrijkskunde… Deze aanpak laat toe om een onderwerp op verschillende manieren te benaderen en te verwerken, ook op een kunstzinnige wijze. Zo krijgt de leerstof alle kansen om in te sijpelen, te bezinken en dieper in te werken.

De leerstof wordt verwerkt in een “periodeschrift”. Dat schrift wordt na verloop van tijd een zelfgemaakt leerboek, met eigen illustraties die vaak geïnspireerd zijn op de schetsen of motieven die meester of juf op het bord zet.

Het hoofdonderwijs wordt ‘s ochtends gegeven. Dan zijn de geesten nog fris en wakker. Het volgt op de opmaat aan het begin van de dag: wanneer de kinderen de klas binnenkomen zeggen ze samen een dagspreuk, of zingen ze een lied, spelen blokfluit, reciteren of doen concentratie- of wilsoefeningen… De leerkracht stemt dit af op wat de groep nodig heeft om de dag een goede start te geven. De opmaat is een ritmisch moment dat zorgt voor verbinding in de klas.

Verhalen

Verhalen nemen in de lagere school een belangrijke plaats in. Ze hebben vaak aanknopingspunten met een van de vakken die tijdens die periode worden gegeven. Zij sluiten aan bij de leeftijdsfase van de leerlingen en reiken beelden aan waarmee de leerkrachten aan de slag gaan om geschiedenisperiodes in te leiden, grammatica levend te maken, de letters aan te leren, de windrichtingen te verkennen en nog zoveel meer… Die verhalen ondersteunen de ontwikkeling. De vertelstof evolueert in de hogere klassen ook steeds verder in de richting van geschiedenis.

Elke klas heeft zijn eigen vertelstof.

Eerste klas: sprookjes
Tweede klas: fabels en Heiligenlegenden
Derde klas: het Oude Testament
Vierde klas: Noorse mythologie
Vijfde klas: Oude Culturen en Griekse mythologie
Zesde klas: Romeinse mythologie en de Middeleeuwen

Luister je mee naar het verhaal van de Archonten?

Kunstzinnig en actief

Naast de vakken voor het hoofdonderwijs, is er in de lagere school ook veel ruimte voor kunstzinnigheid, handvaardigheid en beweging. We laten de kinderen kennis maken met houtbewerking, tuinbouw, muziek en toneel, schilderen en (vorm)tekenen, boetseren, lichamelijke opvoeding, wandelen, euritmie. Zo trachten we vele talenten en mogelijkheden te doen ontkiemen, zowel intellectueel, kunstzinnig als op motorisch vlak.

Zullen we even inzoomen op een aantal van die bewegings- en kunstzinnige activiteiten

Euritmie

Euritmie

In het Steineronderwijs wordt traditioneel veel aandacht besteed aan het evenwicht tussen de intellectuele en lichamelijke ontwikkeling. In de oudheid wisten ze het al: een gezonde geest in een gezond lichaam. Euritmie kan daarbij helpen. Het is een uniek vak, dat alleen gegeven wordt in Steinerscholen en dus onbekend bij het grote publiek.  
 
Euritmie (een samenstelling van het Oudgriekse “eu” – goed – en “rhuthmós” – ritme) is een expressieve bewegingskunst die meestal muzikaal begeleid, op piano. Tijdens het vak leren de leerlingen met elkaar te bewegen. Dat vergt veel concentratie en coördinatie en bevordert de groepsgeest. Maar euritmie heeft ook een individuele dimensie: het brengt evenwicht en rust, wil het zelfbewustzijn van de leerlingen sterken.
 

Kunt u er zich nog altijd niets bij voorstellen? Lees dit artikel (Euritmie – je wordt er rustig van) dat verscheen in het magazine “Dans”.

Vormtekenen

Het vormtekenen neemt in het programma van de lagere school een bijzondere plaats in. Dat begint al in de eerste klas, waar de kinderen aan de slag gaan met de vormen die aan de basis liggen van ons schrift: de rechte en de kromme lijn en alle mogelijke combinaties. Zo dragen de tekenoefeningen bij aan het hoofdonderwijs. Daarop wordt verder gewerkt in de hogere klassen. We zorgen ervoor dat er steeds een verband is met het leerproces en dat het wordt ondersteund. In de zesde klas evolueert het vormtekenen met de vrije hand naar tekenen met passer, lat en geodriehoek tijdens de meetkundeperiode. Precisie en exactheid zijn nu aan de orde en dat sluit ook nauw aan bij de leeftijdsfase. Zesdeklassers zijn op zoek naar feiten en objectiviteit. Maar, tegelijk zijn ze ook verwonderd over de vormen en de geometrische patronen die ontstaan. En, kijk, zo ontluikt de liefde voor het vak meetkunde.

Eén ding blijft van klas één tot zes hetzelfde: de aandacht voor schoonheid, kleur en stemming.

Vormtekenen

Schilderen

Schilderen

Schilderen is voor ons een stapsgewijze ontdekkingstocht door de wondere wereld van de kleuren. We gebruiken daarvoor vloeibare aquarelverf op nat papier (dat noemen we “nat-in-nat-schilderen“). Vanaf de kleuterschool en tijdens de eerste jaren van de lagere school maken de leerlingen kennis met de basiskleuren rood, blauw en geel, in de daaropvolgende jaren worden daar de mengkleuren aan toegevoegd. Vanaf de vierde klas gaan de kinderen ook steeds meer figuratief schilderen en beheersen ze de technieken steeds beter om details weer te geven. Het curriculum schilderen verbreedt in de zesde klas tot de verkenning van het kleurperspectief, uitspaartechnieken en sluieren. Bij deze laatste techniek gaan de kinderen voor het eerst schilderen op droog papier en brengen ze transparante laagjes verf aan waardoor een groot gevoel van ruimte en diepte ontstaat.

Schilderen heeft een niet te onderschatten, harmoniserende invloed op de innerlijke stemming.

Boetseren

Niets fijner dan op een koude winterdag, na het buitenspelen, je handen warm te wrijven en er heerlijk geurende bijenwas mee zacht te maken! In de laagste klassen maken de kinderen uit natuurlijke bijenwas eenvoudige figuren die aansluiten bij de vertelstof, de jaarfeesten… De geur en de heldere, transparante kleuren zijn een feest voor de zintuigen. Bovendien bevordert het boetseren van allerhande figuren de fijne motoriek en wordt de levende fantasie van de kinderen aangesproken.

In de hogere klassen neemt klei de plaats in van bijenwas. Steeds vertrekkend vanuit een bolvorm verkennen de kinderen al boetserend de tegengestelde kwaliteiten “hol” en “bol”. Vanuit dit speelse onderzoek krijgen nadien eenvoudige dierenfiguren en later menselijke gestalten vorm. Als de boetseerwerken klaar zijn, krijgen ze doorgaans een plaats in een klassikale compositie. Die geeft weer een nieuwe betekenis aan het eigen werk. En dat nodigt dan weer uit tot reflectie en gesprek.

Boetseren

Muziek

Muziek

Muziek neemt in zowat iedere klas een prominente plaats in. Elk jaarfeest, toneelstuk… wordt opgeluisterd met een rijke waaier van liederen en deuntjes, die aansluiten bij de verschillende leeftijden en die, als het gaat om anderstalige liederen uit andere culturen, de nieuwsgierigheid en openheid van de kinderen aanscherpen.

Al vanaf de eerste klas leren de kinderen op eenvoudige pentatonische (vijftonige) fluiten korte liedjes spelen.  De jaren nadien breidt het repertoire uit en spelen de kinderen ook op sopraanblokfluiten.

Vanaf de vierde klas zingen de kinderen heuse canons, waarbij verschillende groepen op een ander moment inzetten. Nadien volgen ook meerstemmige liederen.

Handwerk

Handwerk is bij uitstek een doe-vak. Het spreekt nochtans niet alleen de vaardigheidskunst van de handen aan. Ook de wil en het doorzettingsvermogen worden erdoor geprikkeld en gesterkt. Als een kind het resultaat van zijn inspanningen ziet na een periode van volhouden en vallen en opstaan, dan is dat bovendien goed voor zijn zelfbeeld.

In ieder leerjaar zorgen we voor een aangepaste activiteit. Zo leren de eersteklassers breien met grove breinaalden en dikke wol. Linker- en rechterhand leren samenwerken en elk hun eigen taak te verrichten, onafhankelijk van elkaar. Het resultaat is een kleurrijk, wollen etui voor de eigen blokfluit. In de hogere klassen komt het fijnere werk aan bod en worden de vaardigheden breder.

De zesde klas wordt afgesloten met een groots project: een zelfgemaakte pop! Wekt dit proces in het begin heel wat frustratie op omdat er een hele resem uitdagende technieken beheerst moet worden, tegen het einde van het jaar is nagenoeg elke zesdeklasser verrast over het schitterende resultaat.

Handwerk

Tuinbouw

Tuinbouw

Onze school ligt in de groene rand rond Aalst en is omgeven door weiden en akkers. Dat nodigt uit om de deuren van het klaslokaal open te gooien en in de buitenlucht bezig te zijn. Dat kan! Achter de school bevindt zich de schooltuin, waar de kinderen van maart tot november de handen uit de mouwen steken.

Vanaf klas vijf krijgen de kinderen tuinbouw. Een ervaren bioboer ondersteunt de leerkrachten en de kinderen in het verzorgen van de tuin. Samen kweken en verwerken ze eenvoudige teelten zoals sla, radijs, pompoen, aardappelen, koolrabi…. Als de oogst rijk is, verkopen de kinderen in een wekelijks marktje hun eigen groenten.

Behalve groenten, fleuren bloemen en kruiden de tuin op. Deze worden dan weer als thee verwerkt in de klas of dienen om iedere klas van een mooi boeket te voorzien.

De kinderen zijn in kleine groepjes verantwoordelijk voor een eigen tuintje en helpen daarnaast ook mee om de tuin als geheel te onderhouden.

Geduld en doorzettingsvermogen, verwondering over de kringloop en diversiteit van het leven, zorg voor de aarde en samenwerkingsvaardigheden worden in de tuinbouwlessen volop geoefend in een betekenisvolle context die bijdraagt tot de gezondheid.

Houtbewerking

Tijdens de wintermaanden, als de tuin uitrust, ruimen de tuinbouwlessen plaats voor houtbewerking. Uit snoeihout van de knotwilgen op het schoolterrein maken de kinderen een versierde stok, waarbij ze verschillende snijtechnieken onder de knie krijgen en de verschillende kwaliteiten van verschillende houtsoorten leren kennen. Vanaf klas vier wordt er vaak klein speelgoed, vogelhuisjes of andere objecten vervaardigd.

Houtbewerking

Handboeken

In Steinerscholen gebruiken de leerlingen maar in zeer beperkte mate of zelfs helemaal geen handboeken. De stof wordt door de leerkracht rechtstreeks overgebracht, van mens tot mens en híj brengt in de klas de wereld tot leven op een manier die aansluit bij de ontwikkelingsfase van de kinderen. Dat wekt het enthousiasme om te leren en te oefenen. Zelf put de leerkracht natuurlijk wel uit verschillende bronnen, zoals handboeken en andere naslagwerken, overleg en gesprekken met collega’s, cursussen en opleidingen…

Zij maken onder zijn begeleiding zelf de schriften waarin de ontwikkelingsstof wordt verwerkt. Daar hoort heel wat schrijven bij, maar ook tekenen neemt een belangrijke plaats in binnen het Steineronderwijs. De leerkrachten “verbeelden” de ontwikkelingsstof in bordtekeningen die vaak gedurende een langere tijd het bord sieren en de stemming zetten voor een reeks lessen. Dat zijn soms echte pareltjes!

Tijdens de periodes maken de kinderen zelf ook heel wat tekeningen in hun eigen schriften. Daarin geven ze de stof op een kunstzinnige wijze en met eigen accenten weer. Dit proces zorgt voor een diepe verbinding met de ontwikkelingsstof en scherpt het kunstzinnig vermogen, de levende fantasie en het waarnemen aan.

Huiswerk

Jonge kinderen horen ‘s avonds niet bezig te zijn met lesjes en taakjes voor school. Korte zoekopdrachtjes, raadseltjes en kleine taakjes kunnen wel af en toe worden meegegeven, als zij het enthousiasme helpen gaande houden. Het “huiswerk” is dan bedoeld om de verbinding met de leerstof en het werk in de klas te versterken.

Pas vanaf de vierde klas kan huiswerk een nuttig oefenmoment worden. Dan leren de kinderen ook een klasagenda gebruiken waarin ze opdrachten bijhouden en leren plannen. Toch blijft huiswerk best beperkt, zodat een gezond dagritme gehandhaafd blijft. De avond en nacht dienen ook om “los te laten”.

In de hoogste klassen wordt het zelfstandig werk belangrijk. Frans en dactylo wekelijks bijhouden, een spreekbeurt voorbereiden, een boek binnen een bepaalde periode uitlezen en er een verwerking rond maken of al een keer een periodetoets voorbereiden… zijn dan wel aan de orde.

Jaarfeesten

Net zoals in de peuter- en kleuterklassen, geven de jaarfeesten in de lagere school een vast ritme aan het schooljaar. Zij bieden een houvast en zijn vaste hoogtepunten.

Leerplannen

De Steinerscholen werken volgens eigen eindtermen en ontwikkelingsdoelen, met bijhorende leerplannen. Deze zijn gelijkwaardig aan de reguliere en erkend door het Ministerie van Onderwijs. Met een getuigschrift van Steinerschool Michaëli Aalst kan je dus ook terecht in een middelbare school van het reguliere onderwijsnet.

Een woordje uitleg. Eindtermen en ontwikkelingsdoelen verwijzen naar de leerinhouden van het onderwijs. Eindtermen zijn minimumdoelen die leerlingen op een bepaald ogenblik moeten bereiken, bijvoorbeeld op het einde van het lager onderwijs of op het einde van een graad in het secundair onderwijs.

Ontwikkelingsdoelen zijn minimumdoelen die de leerlingen niet noodzakelijk moeten bereiken, maar die de school wel moet nastreven. In het kleuteronderwijs en in het buitengewoon onderwijs werkt men met ontwikkelingsdoelen. Er zijn eindtermen en ontwikkelingsdoelen op het gebied van kennis, inzicht, attitudes en vaardigheden.

De eindtermen en ontwikkelingsdoelen moeten duidelijk verwerkt zijn in de leerplannen die de scholen gebruiken.

Meer weten? Surf naar de website van de Federatie van Steinerscholen

Een vrije school

Steinerscholen maken deel uit van het vrije onderwijsnet. Het zijn niet-confessionele scholen. Zij zijn niet gebonden aan een bepaalde geloofsgemeenschap. Iedereen die het pedagogisch concept onderschrijft, is welkom op onze school en er is respect voor elke levensbeschouwing.

In ons leerplan komen verschillende levensbeschouwelijke stromingen in hun ontwikkelings-historisch verband aan bod. Op onze school richten wij ook het vak Cultuurbeschouwing in. Daarin geven we religieuze duiding en leggen we verbanden met de beeldende schat van de vertelstof en de christelijke jaarfeesten.

(c)2021 Steinerschool Michaëli Aalst – Privacybeleid

Web design: Schooly (een realisatie van The Buzz Company)